Nieuwe professor Elise Dusseldorp: ‘Hoe langer je meegaat in de wetenschap, hoe bescheidener je wordt’
Elise Dusseldorp is benoemd tot hoogleraar Methodologie en Statistiek van Psychologisch Onderzoek. Zoals ze in haar vrije tijd door het bos grasduint, gaat ze als professor op verkenning in onderzoeksdata van collega’s. ‘Vaak vind ik informatie die niet in het manuscript naar voren komt.’
Wat hebben bomen met statistiek te maken? Meer dan je denkt. Dusseldorp: ‘Er is een statistische methode, recursief partitioneren, waarbij je naar een boommodel toewerkt. Je begint met de stam, dat is het gemiddelde in de data. Daarna splits je dat op: je kijkt bijvoorbeeld bij welke patiënten een behandeling heel goed aanslaat, bij welke helemaal niet. Die groepen vertak je weer verder, tot je uiteindelijk een boom krijgt: het tree-based model.’
Bomen hebben een dubbele betekenis voor haar. ‘Ik houd van de natuur. Waar andere mensen iets met water of bloemen hebben, heb ik dat met bomen. Ze brengen me tot rust, stralen iets bijzonders uit omdat ze zo oud zijn. Klinkt misschien zweverig, maar volgens mij weten ze veel.’
Wijsheid haalt Dusseldorp ook uit het gedachtengoed van onderzoekers die haar voorgingen. Op haar website staan vier quotes, wat betekenen die voor haar?
‘The best thing about being a statistician is that you get to play in everyones back yard’ - John Tukey
‘Ik vind het niet alleen leuk om te spelen met data, maar ook om het verhaal achter een onderzoek te leren kennen. Sommige onderzoekers vertellen dat ze een effect hebben gevonden, maar als je dan in hun data en analyses kijkt hoe ze het precies hebben aangepakt, zie je dat ze ook nog andere effecten hebben gevonden. Informatie die niet in hun verhaal naar boven komt. Die achtertuin vind ik belangrijk om te zien: doet het verhaal op papier recht aan alle data die is verzameld en aan de analyses die zijn uitgevoerd?’
Zelf werk je vooral op het gebied van gezondheidspsychologie. Hoe ben je daar terecht gekomen?
‘Toen ik hier mijn Psychologie-master in de statistiek deed, onderzochten we data over dolfijnen of bloemen. ‘Waar is de patiënt gebleven? Waar zijn de toepassingen?’ dacht ik. Ik kreeg een aanbod als student-assistent bij Gezondheidspsychologie. In die tijd heb ik veel lol gehad met Stan Maes, Winnie Gebhardt en Jacqueline Guicherit, die nu bij Klinische Psychologie werkt. Als statisticus werd ik bij alle onderzoeken betrokken. Omdat ik graag wilde blijven, heeft Stan mij gestimuleerd om een promotietraject te doen.
Sindsdien publiceer ik veel over gezondheids- en klinische psychologie, waarbij ik algoritmes combineer met statistische kennis. Bijvoorbeeld naar de effectiviteit van therapie. Van een behandeling weten we vaak of die gemiddeld gezien goed aanslaat, maar je wilt erachter komen bij welke specifieke groepen die het beste werkt en bij welke groepen minder. Zo ontdekten we bij een depressie-onderzoek dat mindfulness vooral werkt bij deelnemers die ook veel last hebben van rumination: piekeren.’
‘Statistics is both the science of uncertainty and the technology of extracting information from data’ – David J. Hand
‘Ik ben eens bij David Hand op werkbezoek geweest in Imperial College in Londen, hij is een hele goede statisticus. Hij bedoelt dat je echt alle beschikbare info uit de data wilt halen. Daarin zit gelijk een tegenstelling: aan de ene kant streef je met statistiek naar zoveel mogelijk zekerheid, aan de andere kant wordt ook de onzekerheidsmarge in informatie duidelijk. Als een behandeling effectief is, maar bij slechts twintig mensen is getest, kan je met statistiek laten zien dat er veel spreiding in de resultaten zit.’
‘Hoe langer je meegaat in de wetenschap, hoe bescheidener je wordt. De beperktheid van gegevens en resultaten valt me steeds meer op. Je kan wel falsificeren, aantonen dat iets niet werkt, maar aantonen dat iets wel werkt, is lastiger. Misschien wel voor de doelgroep die jij hebt onderzocht, maar misschien niet voor iemand in Afrika. Daarom vind ik het belangrijk dat mensen meer samenwerken, hetzelfde onderzoek herhalen in verschillende delen van de wereld. Misschien niet zo spannend als elke keer iets nieuws onderzoeken, maar het brengt ons meer.’
Je gebruikt steeds slimmere algoritmes in je onderzoek. Denk je dat die ooit alle onzekerheid uit kunnen bannen?
‘Nee, we moeten altijd blijven uitzoomen om te kijken of zo’n algoritme nog klopt. Zelf na blijven denken. Toen ik bij onderzoeksinstituut TNO werkte, hebben we eens een algoritme ontwikkeld die aan de hand van consultatiebureau-data kon voorspellen of een 2-jarig kind in het speciaal onderwijs terecht zou komen. Maar je gaat echt niet tegen die ouders zeggen: ‘nou, uw kind komt in het speciaal onderwijs.’
'Ook bij algoritmes moeten we zelf na blijven denken'
Ik liet de uitslag toen zien op een soort thermometer met kleurtjes, waardoor de onzekerheid duidelijk bleef. Deze thermometer gebruikte de arts in het gesprek met de ouders. De arts zei dan: ‘uw kind kan baat hebben bij wat meer begeleiding.’ Na verder onderzoek bleek dan bijvoorbeeld dat de ouders vier kinderen hadden en niet zo omkeken naar die jongste. Na wat extra aandacht werden die achterstanden vaak ingehaald. Algoritmes werken dus vooral goed als signalering. Je kan bijvoorbeeld nooit met een app checken of je kind in het speciaal onderwijs komt, dat is echt onzin.’
‘Kennis vergaren om die daarna ten algemeenen nutte aan te wenden, moet het hoogste streven zijn’ - Aletta Jacobs
‘Dit betekent voor mij dat ik het maatschappelijke nut van mijn onderzoek altijd in mijn achterhoofd houd. Niet dat ik nu iets wil ontwikkelen wat straks gelijk bij de bakker gebruikt wordt, statistiek zit toch altijd wat meer op de achtergrond. Met mijn proefschrift liet ik bijvoorbeeld zien hoe belangrijk het was om psychologische hulp te geven aan patiënten na een hartinfarct. Die eerste publicatie is nog steeds mijn meest geciteerde artikel. Doordat dit soort papers in korte tijd veel aandacht kregen, is het belang van psychologische interventies in de medische wereld veel meer doorgesijpeld.
Bij TNO deden we ook onderzoek naar de gebouwkenmerken van psychiatrische inrichtingen. Hoe zo’n gebouw is ingedeeld, bleek effect te hebben op hoe vaak patiënten in de isoleercel belandden. Weinig zicht voor de verpleging op de gemeenschappelijke ruimtes en weinig ruimte om je als patiënt terug te trekken, zorgde voor meer opnames. Met dat onderzoek gaven we de boodschap: kijk goed hoe je je gebouwen ontwerpt.’
Wordt daar dan gelijk iets mee gedaan?
‘Nee, dat is het lastige. Ik kan doorgaans niet bij de minister aankloppen en vragen: ‘heb je dit artikel al gelezen?’ Maar zo’n publicatie geeft wel ruchtbaarheid aan het onderwerp. Verandering gaat meestal indirect.’
‘To choose time is to save time’- Francis Bacon
‘Deze is voor mij heel praktisch. Omdat ik enthousiast ben, ben ik vaak met te veel projecten tegelijk bezig. Maar het heeft geen zin om vijf dingen tegelijk te doen. Bovendien merk ik dat als ik geconcentreerd werk, ik veel sneller ben. Ik baken tijd nu bewuster af, ook tijd waarin ik geen afspraken heb en de stilte opzoek. Al zie ik om me heen dat daar weinig ruimte voor is.’
'Ik zie om me heen dat er weinig ruimte is de stilte op te zoeken'
Hoe zie je dat?
‘Aan studenten zie ik dat ze worden geleefd. Ook mijn eigen zoon van bijna 22: hij studeert, werkt erbij, zit bij een studievereniging, roeit tussendoor en borrelt ’s avonds. Tijdens mijn promotietraject werkte ik ook weekenden door, alles moest nut hebben. Ik droomde ervan om ‘even ernaast’ saxofonist in een big band te worden. Toen ik in die tijd begon te hyperventileren, kwam ik erachter dat je ook ruimte moet maken voor je emoties. Dat heb ik moeten leren. Ook als professor blijf ik daarom vier dagen werken, één dag per week bezoek ik mijn ouders in het verzorgingstehuis. Dat doet me emotioneel goed.
Deze quote herinnert me eraan dat we als mens grenzen hebben en we moeten kiezen welke activiteiten we belangrijk vinden. En het gekke is: daarvoor moet je ook een dag in de week niks doen. Tijd inruimen waarin je niet weet wat er gaat gebeuren: een beetje de onzekerheid opzoeken.’