Annetje Ottow terug in Leiden
Ze is de eerste vrouwelijke voorzitter van het college van bestuur van de Leidse universiteit en ze is terug van weggeweest.
Ze is vanaf het Leidse station naar het Academiegebouw gefietst. De zon schijnt, het voorjaar zit in de lucht. Annetje Thecla Ottow (1965), de nieuwe voorzitter van het college van bestuur van de Universiteit Leiden, is terug in Leiden. Een feestje. Want een leukere baan kan ze zich niet voorstellen.
Écht contact
Annetje Ottow is heel blij dat het interview en de fotosessie ‘live’ zijn en dat ze ook haar secretaresse vandaag even persoonlijk kan spreken. ‘Dat is een cadeautje in deze moeilijke tijd waarin we zoveel online moeten doen. En lastig is het voor ons allemaal, medewerkers en studenten. Ik word er knettergek van, de hele dag achter mijn computer, zelfs een sta-bureau helpt niet. Je mist de collega’s, even binnenlopen bij elkaar, dat échte contact is zoveel fijner!’
Op de fiets
Wat dat betreft is de lockdown vanwege de coronapandemie niet de meest gunstige tijd om te beginnen als nieuwe voorzitter in het college van bestuur, samen met rector Hester Bijl en vicevoorzitter Martijn Ridderbos. ‘Kennismaken moet de komende tijd dus nog online, terwijl ik het allerliefst nu op mijn fiets stap en langs iedereen ga om persoonlijk kennis te maken – samen met Hester en Martijn. Als het weer mag, is dat wat ik meteen ga doen: op de fiets de stad door.’
Meidenhuis
Annetje is van de drie collegeleden het meest nieuw maar ze is dus geen onbekende in Leiden: ze studeerde hier rechten en woonde in de jaren ’80 vele jaren in de stad. Eerst als student in een huis aan de 2e Binnenvestgracht en in ‘een heel leuk meidenhuis’ in de professorenwijk. En later als advocaat toen ze inmiddels werkzaam was bij de gerenommeerde Haagse kantoren, De Brauw Blackstone Westbroek en Houthoff Buruma, woonde ze ook nog een tijdje in Leiden. Vanuit haar (huidige) woonplaats Heemstede reisde ze vervolgens vele jaren heen en weer naar de Universiteit Utrecht waar ze inmiddels hoogleraar Economisch publiekrecht was, decaan werd en vervolgens vicevoorzitter van het college van bestuur.
Waarom keer je terug naar de Universiteit Leiden?
‘Ik ben heel inhoudelijk gedreven. In Utrecht was ik vicevoorzitter en had ik specifieke portefeuilles. Het voorzitterschap ligt me meer en de Universiteit Leiden is een prachtige universiteit. Ik houd daarnaast van uitdagingen en die liggen hier. De Leidse universiteit is er een van tradities, tegelijkertijd staat ze op een kruispunt van veranderingen. En dat is iets waar ik ontzettend graag aan bijdraag. We werken dit jaar als nieuw college, samen met de decanen en alle medewerkers en studenten, aan een nieuw strategisch plan voor de komende jaren. Dat vind ik enorm inspirerend. Een universiteit heeft de macht en het vermogen om de wereld te veranderen. Ik ben ervan overtuigd: a university is an agent of change. Mij moet je dus niet vragen om alleen op de tent te passen, haha.’
Wat kenmerkt de Leidse universiteit volgens jou?
‘Het voelt als thuiskomen. Leiden is een warme universiteit, waar de lijnen kort zijn, en je snel en makkelijk contact legt en iedereen kent. Ik ben een tijdje weggeweest uit Leiden, maar nu ervaar ik dat direct weer. De man van de fietsenstalling zegt hier ‘goedemorgen’ tegen je, dat vind je niet in de grote stad. Het voelt hier meer als familie. Voor een bestuurder is het tegelijkertijd een uitdaging om ook zakelijke beslissingen te durven nemen. De druk om keuzes te maken neemt immers toe. De middelen worden schaarser, de concurrentie wordt sterker en de verwachtingen worden steeds groter. En we willen tegelijkertijd ook een universiteit blijven met een breed aanbod, terwijl we eigenlijk ook keuzes moeten maken en ons moeten richten op onze kracht. Het is een interessante tijd maar het vraagt ook veel van mensen. Dat is een uitdaging voor een bestuurder.’
Wat voor student was je zelf?
‘Ik was eigenlijk ontzettend braaf – ja, ik was een student die erg van studeren hield. Ik kwam vanuit België waar ik opgroeide, naar Leiden, op aanraden van mijn vader. Niet alleen vanwege de knusheid van de stad, maar ook omdat rechten hier sterk internationaal georiënteerd is. Dat is ook iets dat mij enorm aanspreekt: Europa, internationale betrekkingen. Mijn studietijd bracht ik door in de panden aan Hugo de Grootstraat, waar de faculteit toen gevestigd was. Ik mocht, na een hoog cijfer voor dat tentamen, deelnemen aan het klasje van professor Hein Schermers (hoogleraar Recht der internationale organisaties, 1978-2002 – red.). Dat heeft mij sterk gevormd.’
‘Het was een bijzondere tijd, waarin het contact met hoogleraren vaak persoonlijk was. Je werd bijvoorbeeld bij ze te eten gevraagd thuis, samen met medestudenten. Mijn echtgenoot die ik tijdens onze studie Rechten in Leiden ontmoet heb, was toen student-assistent bij de vakgroep burgerlijk recht en zijn hoogleraar kwam ook een keer bij ons eten – ik zie hem nog aan komen fietsen met zijn vouwfiets – om vervolgens na de maaltijd over annotaties te praten. Je kunt het je haast niet meer voorstellen!’
‘De Leidse hoogleraren adviseerden je ook over je toekomst: een promotie, je carrière. Ik ging na mijn studie de advocatuur in, dat wilde ik heel graag: eerst de praktijk in. Ik leerde daar uit enorm dikke dossiers in korte tijd de essentie te halen, iets waar ik nog steeds veel profijt van heb. Toen ik later alsnog promoveerde, 18 jaar na mijn studie, stuurde professor Schermers me nog een persoonlijk felicitatiekaartje – ik heb het nog ergens thuis. Dat was in 2006 en dat deed me veel. Heel kort daarna is hij overleden.’
Hoe denk je dat het nu is om te studeren?
‘Door de coronapandemie is deze tijd eigenlijk met geen enkele periode te vergelijken. De sociale gevolgen zijn voor onze studenten enorm groot. Dit zullen ze hun hele leven meedragen. Daarbij komt de onzekerheid van de financiële en economische gevolgen. In dat opzicht zie ik wel overeenkomsten zijn tussen de jaren ’80 en 2021: het zijn moeilijke tijden van economische crisis die vooral jonge mensen raakt die net met hun diploma de arbeidsmarkt op willen.’
Wat doe je graag in je vrije tijd? Waar mogen we je ’s nachts voor wakker maken?
‘Voor het planten van een boom! Ik put daar hoop uit: uit groen voor de deze en toekomstige generaties. Het thema biodiversiteit spreekt me enorm aan, ik ben daar in mijn vrije tijd ook veel mee bezig: onder meer in mijn eigen tuin probeer ik de insecten en vleermuizen terug te krijgen met inheemse planten en zaden. Toen ik van school kwam, heb ik ook nog even getwijfeld of ik in Wageningen tuinarchitectuur zou gaan studeren, maar rechten in Leiden trok meer.’
Waar wil je aan bijdragen als voorzitter?
‘Ik ben heel blij dat ik duurzaamheid in mijn portefeuille heb. Ik wil ook echt iets bijdragen: niet alleen zeggen dat je duurzaam bent als universiteit, maar het dus ook daadwerkelijk zijn. Ik verheug me erop om dit thema op te pakken, samen met de studenten van het Leiden University Green Office (LUGO), en medewerkers van de universiteit. Zo zou ik graag de stenige pleintjes bij onze gebouwen zichtbaar willen vergroenen, er samen met de studenten een mini-hortus van te maken met veel biodiversiteit. Al van kinds af aan heb ik een fascinatie voor alles wat bloeit en groeit en was ik al met zaden en kasjes in de weer. Ik heb in 1994 in het Leidsch Dagblad gestaan met de grootste pompoen van Leiden, gekweekt op onze volkstuin bij polderpark Cronesteyn.’
‘Ook diversiteit en inclusiviteit zijn voor mij belangrijke thema’s waar ik me als voorzitter volop voor wil inzetten. Ik vind het zo’n kernwaarde dat je mag zijn wie je wilt zijn, ik zal er alles aan doen om me daarvoor in te zetten. Laten we vooral openstaan voor elkaar, voor mensen die anders zijn, en elkaar in onze waarde laten. Ik heb een sterk rechtvaardigheidsgevoel en wil opkomen voor mensen die het minder hebben en die minder kansen hebben. Ik kan niet tegen onrecht, dat zit diep in me. Ik zal me dan ook sterk inzetten voor het thema sociale veiligheid op de universiteit.’
Wat zijn volgens jou de bijzondere plekken in Leiden die je wil terugzien als corona het toelaat?
‘De Pieterskerk natuurlijk, ik deed er vroeger zelf tentamen en ik was daar op 8 februari weer terug tijdens de dies natalis. Verder was ik als student met plezier lid van zeilvereniging De Blauwe Schuit, die zat toen op de 5e Binnenvestgracht. Vergeet ook de Hortus niet en de geneeskrachtige kruiden in de Clusiustuin. Ik heb daar vele uren doorgebracht en er gefascineerd alle kennis over planten en bomen in mij opgezogen als student.’
‘En dan natuurlijk de Leidse Rechtswinkel, die bestaat nog steeds, toen was hij gevestigd in een zijstraatje van de Breestraat, nu aan de Langegracht. Ik heb daar als student een paar jaar als vrijwilliger gewerkt en hielp Leidenaren onder meer hun belastingbiljetten in te vullen. Enorm dankbaar en mooi werk. Ik zit nog steeds in de raad van toezicht van het Juridisch Loket, een vergelijkbare organisatie voor burgers. Ook een fraai baken in de stad vind ik Molen de Valk, die je tegenkomt als je vanuit het station de stad in fietst. En natuurlijk horeca-uitspanning die nu Stadscafé Van der Werf heet, in de Stationsstraat. Met dat grote terras. Ik vierde daar mijn afstuderen in 1988.’
‘De komende maanden zullen jullie mij daar en op andere plekken in de stad gaan zien, en ik verheug me op de persoonlijke kennismaking met medewerkers en studenten. Ik ben ervan overtuigd: als universiteit kunnen we samen bijdragen aan een betere wereld. Want natuurlijk doen Hester, Martijn en ik dat niet alleen. Samenwerken is vermenigvuldigen, zoals Carel Stolker dat zo mooi zei bij zijn afscheid. We gaan het dus met elkaar doen – iedereen kan bijdragen aan een veilige, gezonde, duurzame en rechtvaardige wereld.’
Tekst: Caroline van Overbeeke