Universiteit Leiden

nl en

Modes in musea: ‘Veel musea hebben een slapende collectie prekoloniale kunst’

Welk effect hebben trends in de kunstwereld op de collectievorming van musea? Op die vraag probeert universitair docent Martin Berger antwoord te geven in zijn onderzoek binnen het project Museums, Collections and Society, dat onder andere ethische vragen stelt omtrent de herkomst van collecties.

Berger is gespecialiseerd in Meso-Amerikaanse kunst uit de periode 900 tot 1521. Deze kwam in het begin van de twintigste eeuw erg in zwang in Europese en Noord-Amerikaanse musea. ‘In die periode kregen westerse, modernistische kunstenaars interesse in wat zij “primitieve kunst” noemden’, legt Berger uit. ‘Objecten die voorheen vooral als wetenschappelijke onderzoeksobjecten dienden, zoals maskers, werden rond 1930 verheven tot kunst. Na de Tweede Wereldoorlog waren ze zelfs zo populair dat op grote schaal archeologische sites werden geplunderd. Dat had invloed op musea: zij begonnen dit soort objecten veelvuldig aan te schaffen, ook als ze verder geen collecties in die richting hadden.’

Verzameldrift

Die verzameldrift heeft geresulteerd in ‘slapende collecties’: veel musea hebben nog collecties met prekoloniale kunst in het depot, maar missen conservatoren of onderzoekers om ermee aan de slag te gaan. Juist die collecties hebben Bergers aandacht: ‘Veel van die collecties zijn de afgelopen jaren gedigitaliseerd. Als het lukt, wil ik de lijsten waarop de voorwerpen worden beschreven met big data-technieken doorzoeken. Zo kan ik achterhalen welke objecten in welk museum staan, welke netwerken deze collecties hebben gevormd en daarmee hoe modes de twintigste-eeuwse kunstwereld hebben beïnvloed en waarom museale collecties eruitzien zoals ze eruitzien.’

Om te achterhalen hoe collecties in de twintigste eeuw zijn ontstaan, besteedt Berger in zijn onderzoek ook aandacht aan de marketingtechnieken van kunsthandelaars. ‘Zij worden vaak weggelaten uit de prekoloniale archeologie, omdat musea zich schamen voor de manier waarop prekoloniale voorwerpen zijn binnengekomen. Maar juist die handelaren zijn heel fundamenteel geweest voor de manier waarop onderzoekers en musea naar prekoloniale kunst kijken. Het merendeel van de tentoongestelde collectie in Museum Volkenkunde is bijvoorbeeld ooit verkregen via handel.’

Wel of niet teruggeven

Door ook te kijken naar de kunsthandelaren, raakt Bergers onderzoek aan een groter thema binnen Museums, Collections and Society: roofkunst. Hoe zijn musea aan hun collecties gekomen en hoe moeten we ons nu tot die voorwerpen verhouden? ‘De discussie over roofkunst is in Nederland nog erg gericht op het koloniale tijdperk’, stelt Berger, ‘maar in de periode die ik onderzoek was Latijns-Amerika grotendeels onafhankelijk. Dat maakt dat de situatie niet goed past in het binaire frame van “wel of niet teruggeven”. Soms hebben oorsprongsgemeenschappen bijvoorbeeld meer interesse in de revitalisering van kennis dan in de teruggave van een voorwerp. Dat merkte ik toen bij Museum Volkenkunde een vertegenwoordigers van het Wayana-volk op bezoek kwam om een hoofdtooi te bekijken, die al sinds de jaren 80 niet meer wordt gemaakt. Deze mensen wilden dat object zelf niet per se terug, maar ze wilden wel graag precieze foto’s van bijvoorbeeld het vlechtwerk, zodat ze hun tradities levend konden houden. Voor dat soort oplossingen is soms nog weinig aandacht. Ik hoop daarom dat het lukt om het debat over roofkunst in elk geval in de academische context te verbreden.’

Samenwerking tussen museum en universiteit

Bij die verbreding kan het interdisciplinaire karakter van Museums, Collections and Society helpen. ‘Ik werk als archeoloog met kunsthistorici, antropologen en juristen samen. Door die verschillende achtergronden vullen onze vragen elkaar aan en hebben we automatisch verschillende invalshoeken bij vraagstukken.’ Wat Berger betreft wordt die interdisciplinaire samenwerking dan ook verder uitgediept in het onderwijs. ‘We hebben nu meer dan twintig vakken over musea en heritage bij drie of vier faculteiten. Het zou mooi zijn als we daar als Museums, Collections and Society wat meer lijn en integratie in zouden kunnen brengen. Dat zou ik ook graag buiten de faculteit zien. Toen ik nog bij Museum Volkenkunde werkte als conservator, miste ik soms de duurzame samenwerking met de universiteit, zeker omdat hier zoveel aandacht is voor musea. Als COVID-19 het weer toelaat, zou ik dan ook graag samenwerkingen opzetten met musea, bijvoorbeeld dat studenten daar als stage collectieonderzoek kunnen doen.’ 

Martin Berger is universitair docent aan de Faculteit Archeologie en lid van de interdisciplinaire onderzoeksgroep Musea, Collecties en Maatschappij. Zijn onderzoeksinteresses omvatten (etnografische) musea en verzamelingsgeschiedenissen, inheemse vormen van representatie en de impact van globalisering op inheemse culturen. Hij heeft deze interesses onderzocht met bijzondere aandacht voor Meso-Amerika en Suriname.

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.