Het verband tussen de Haagse vreugdevuren en verschillende soorten burgerschap
De vreugdevuren in de Haagse wijken Duindorp en Scheveningen tijdens oud en nieuw zijn voor het derde jaar op rij afgelast. Volgens hoogleraar Henk te Velde staat de strijd om de vuren voor iets groters: boze burgers.
‘Neem dus Duindorp. Duindorp staat bekend als een lastige buurt in Den Haag die voortdurend uitstraalt: laat die buitenwereld, wij zorgen wel voor onszelf. Ze hebben grote twijfels bij de officiële manier van dingen doen en daarom regelen ze die op hun eigen manier,’ begint Te Velde. ‘Ze reageren verongelijkt op ontwikkelingen in de maatschappij en kiezen ervoor om zich daarbij niet heel erg netjes te gedragen. Vooral ook omdat ze zich ongehoord voelen.’
Vreugdevuren als alternatief
Deze ontevredenheid ging een lange tijd gepaard met onrust tijdens oud en nieuw. Kerstbomen werden verbrand op kruispunten en in de wijk werd gereld. ‘De gemeente bedacht daarom een alternatief: laten we de Duindorpers de mogelijkheid geven om op het strand een vreugdevuur te geven,’ vertelt Te Velde. ‘Dat is een tijd min of meer goed gegaan, maar die stapel werd wel steeds hoger, hoewel de gemeente allerlei eisen had gesteld aan de maximale hoogte. Het is natuurlijk kenmerkend voor zo een buurt dat de mensen zich niet zoveel aantrekken van wat er verwacht wordt. De gemeente kon er ook niet goed grip op krijgen.’
Uiteindelijk was het uit de hand gelopen Scheveningse vreugdevuur tijdens de jaarwisseling van 2018 – 2019 het kantelpunt: asdeeltjes en vonken waaiden over de straten met verbrande fietsen, auto's en zelfs een enkel uitgebrand pand als gevolg. ‘Dat scheelde niet veel en toen was de conclusie dat het zo niet door kon gaan.’
Collectief versus individueel burgerschap
‘Buurtbewoners hadden daarop het idee dat een traditie van hen werd afgepakt.’ Maar achter de rellen en vreugdevuren schuilt meer dan alleen woede, aldus de hoogleraar. In het studieprogramma geschiedenis was er een college van een groep docenten over maatschappelijke onrust in Nederland onder de noemer ‘Boze burgers’. De colleges focussen op oude voorbeelden uit de Republiek maar zeker ook moderne zoals boze boeren en het verzet tegen asielzoekerscentra. ‘Het interessante aan deze voorbeelden is dat als je er een historisch perspectief op loslaat, je ziet dat daar eigenlijk een soort voorstelling van burgerschap achter schuilgaat. Het gaat niet alleen maar om boosheid,’ legt hij uit.
Waar de huidige vorm van burgerschap is gebaseerd op het idee van een individu met rechten en plichten, gaat de vorm die nog te zien is in Duindorp en Scheveningen terug naar het burgerschap zoals we dat tijdens de Nederlandse Republiek hadden. ‘Mensen regelden gezamenlijk de zaken in hun stad of dorp. Er was wel een stadsbestuur, maar dat was afhankelijk van de instemming van de bevolking. De groep stond centraal en niet het individu,’ licht Te Velde toe. ‘Vanuit daar komt ook de neiging om niet zo aardig te zijn tegen minderheden of mensen die afwijken van de norm. Zij kunnen namelijk schadelijk zijn voor de gemeenschap.’
Rond de achttiende eeuw verandert het concept van burgerschap: het verschuift van collectivistisch naar individualistisch met rechten en plichten. ‘De gedachte is dat je deze rechten krijgt op basis van dat je je ook volgens de regels gedraagt. Wees een keurige burger: je hebt een opleiding, een baan, goed gedrag en dan is er ook ruimte voor inspraak. Het voordeel daarvan is dat je rekening kan houden met individuele afwijkingen, voorkeuren en daarmee minderheden kunt beschermen. Maar voor gemeenschap is niet echt plek in dat type burgerschap.’
Meer aandacht
Te Velde benadrukt dat dit verschil in burgerschapsopvatting niet als vrijbrief gebruikt kan worden om mogelijk toekomstige rellen te verantwoorden, maar hij vindt wel dat er meer aandacht voor moet zijn. ‘Als Mark Rutte bijvoorbeeld zegt dat het hem niet kan schelen wat er achter de rellen zit en dat het geweld gewoon moet ophouden, is daarmee de kous niet af,’ zegt hij. ‘Rutte gaat vanuit zijn vorm van liberalisme alles heel erg individualiseren: mensen nemen zelf de beslissing om te rellen en iedereen die daaraan meedoet, deugt gewoon niet. Dan denk ik: we denken niet voldoende na over de collectieve kwestie die eraan ten grondslag ligt. Blijkbaar is er in onze moderne democratie ook een groep die zich niet thuis voelt bij deze vorm van burgerschap.’
En of de vreugdevuren weer in hun oude glorie terugkomen? Dat lijkt Te Velde stug. ‘Dan krijg je meteen weer dat kat-en-muisspel tussen de organisatoren van de brandstapels en de gemeente. Tegelijkertijd zal er bij de gemeente wel al nagedacht worden over een alternatief, want anders krijgen we weer dat het in die wijken misgaat. Het blijft een soort duwen en trekken.’