Man, vrouw en meer: ‘Waarom moet er in mijn paspoort staan dat ik vrouw ben?’
Een verbod op schoolboeken over transpersonen in Amerika en verzet tegen een voorleesuurtje door dragqueens in Rotterdam: er blijft veel verzet tegen mensen met een genderexpressie die niet overeenkomt met hun geboortegeslacht. Waarom roept dit zo’n weerstand op? We vroegen het bijzonder hoogleraar Annemie Halsema.
Als bijzonder hoogleraar houdt Halsema zich onder meer bezig met gender. ‘Wat ik altijd heel problematisch vind aan gender, is dat het bij de geboorte wordt vastgesteld op basis van uiterlijke geslachtskenmerken’, begint ze. ‘Uit biologisch onderzoek blijkt dat de geslachtelijke tweedeling die wij maken echt een cultureel en historisch gegeven is. De lichamen over wie het gaat, zijn veel pluriformer. Als een foetus zich ontwikkelt, ontstaan er geleidelijk geslachtelijke kenmerken en genitaliën, maar ook hormonen en organen die hormonen afscheiden. In al die ontwikkelingsstadia kan variatie optreden.’
Bedreigde essentie
Het grote verschil dat wij menen te zien tussen man en vrouw is volgens haar dan ook vooral een maatschappelijk construct. ‘Als je twee baby’s naast elkaar legt, zijn de verschillen ontelbaar. De een huilt harder dan de ander, een heeft meer haar, de ander is langer. Maar het voornaamste verschil dat wij onmiddellijk op die lichaampjes plakken, is het man-vrouwverschil. Alle andere eigenschappen maken we daaraan ondergeschikt.’
'Door de binaire indeling in mannen en vrouwen biologisch te maken, zijn we als een essentie van ons bestaan gaan beschouwen.'
Het onderscheid tussen mannen en vrouwen dat zo ontstaat, is dusdanig dwingend dat het haast onmogelijk lijkt om daarvan af te wijken. ‘Door de binaire indeling in mannen en vrouwen biologisch te maken, zijn we die niet alleen als normaal gaan beschouwen, maar ook als een essentie van ons bestaan’, licht Halsema toe. Dat heeft als gevolg dat iedereen die hiervan afwijkt als een bedreiging van die essentie kan worden ervaren. ‘Als jij jezelf identificeert als vrouw, zie je mensen met wie je bepaalde eigenschappen deelt waarschijnlijk ook als vrouw. Wanneer een van hen zich vervolgens anders gaat benoemen, kan dat voelen als een aantasting van jouw identiteit. Voor je gevoel worden er natuurlijke grenzen overschreden, wat kan leiden tot onzekerheid.’
Meer woorden voor meer ruimte
Volgens Halsema kan het in dit soort gevallen helpen om in de maatschappij minder nadruk te leggen op het onderscheid tussen mannen en vrouwen, te beginnen met taal. ‘Naarmate de talige mogelijkheden om je te identificeren groter worden, is het ook makkelijker om je op een andere manier te identificeren. Mijn studenten pleiten daar ook voor. Die willen andere woorden voor vrouwen, voor mannen, juist om de mogelijkheden om je identiteit vorm te geven op te rekken. Uiteindelijk zal er daardoor misschien een derde categorie naast man en vrouw ontstaan. Uiteraard zul je daarbinnen dan ook een grote differentiatie hebben, net zoals je die nu hebt tussen bijvoorbeeld mannen onderling.’
Door de taal op te rekken buiten het binaire man-vrouw, hoopt Halsema dat de categorisering uiteindelijk minder belangrijk wordt. ‘Je kunt je afvragen waarom we die categorieën überhaupt nodig hebben. Waarom moet er in mijn paspoort staan dat ik vrouw ben? We hebben tegenwoordig bodyscans en vingerafdrukken, dan hebben we dat binaire onderscheid toch niet meer nodig?’