Universiteit Leiden

nl en

’Laten we elkaar niet uit het oog verliezen’ - Interview met Annetje Ottow

Op de Universiteit Leiden zijn de gevolgen van de strijd tussen Israël en Hamas duidelijk merkbaar. Medewerkers en studenten zijn boos of bang, ervaren onveiligheid en groepsdruk. Sommige studenten durven niet meer naar de campus te komen, en er vonden enkele incidenten plaats die verband houden met het conflict.

De situatie op de universiteit staat niet op zichzelf: ook buiten onze universiteit zien we felle debatten, demonstraties, en druk op instellingen om partij te kiezen. Het aantal antisemitische en anti-islamitische uitingen neemt toe. Een tijd van polarisatie in extremis.

Over deze situatie spreken we met Annetje Ottow, voorzitter van het College van Bestuur van de Universiteit Leiden.

Het zijn behoorlijk roerige tijden, zowel buiten als binnen de universiteit

Het zijn zeker roerige tijden. Dat merken wij hier in Leiden ook: aan de ene kant worden we er door de buitenwereld van beticht dat we vooral tegen pro-Palestijnse medewerkers en studenten op zouden treden, en tegelijkertijd hoor je de beschuldiging dat die groep bij ons juist ruim baan krijgt, en we joodse mensen in de kou laten staan. Het is geen juiste weergave en bovendien ontzettend wrang en verdrietig voor alle betrokkenen.

Wat me zorgen baart is de felheid waarmee het debat op dit moment wordt gevoerd. Op straat en op social media zeggen mensen soms de meest verschrikkelijke dingen. Binnen groepen, universiteiten, bedrijven en overheden staat men soms lijnrecht tegenover elkaar, ook bij ons. Het lijkt wel alsof we elkaar uit het oog verliezen. En als er één plek is waar juist altijd ruimte moet zijn voor verschillende meningen, voor wederzijds respect, voor verbinding en duiding, dan is het de universiteit wel.’

Wat vindt u ervan dat sommige mensen zich momenteel niet veilig voelen op onze universiteit?

Dat raakt me heel diep. Mensen voelen zich inderdaad onveilig op onze universiteit en dat hoort niet zo te zijn. Als bestuurders voelen wij ons verantwoordelijk om iets aan deze situatie te doen, maar dat kunnen wij natuurlijk niet alleen. Ik denk dat we met zijn allen meer rekening met elkaar moeten houden. Het is de verantwoordelijkheid van onze hele academische gemeenschap om een sfeer te creëren waar er ruimte is en blijft voor mensen met een andere mening of overtuiging. Daar is onze universiteit op gegrondvest, en dat moeten we dus niet vergeten of opgeven. Niet voor niets zijn twee van onze kernwaarden ‘vrijheid’ én ‘verantwoordelijkheid’. Laten we kalmte en rust bewaren en elkaar de ruimte geven in het gesprek, naar elkaar luisteren.’

Wat merkt u als collegevoorzitter zelf van die onrust en spanningen?

‘In de eerste plaats merk ik het natuurlijk aan onze gemeenschap. Studenten en collega’s die last hebben van het conflict, zich verbonden voelen met een bepaalde groep, of zich storen aan de heftigheid waarmee het discours gepaard gaat. Ook gaat er een petitie rond waarin medewerkers en studenten hun ongenoegen uiten over de gang van zaken rond de demonstratie op de locatie Wijnhaven van 9 november.’

‘Daarnaast ontvangt het College van Bestuur al sinds het begin van het conflict dagelijks brieven en mails van bezorgde of boze mensen. Soms zijn het studenten of medewerkers, maar we krijgen ook reacties van ouders, buitenlandse wetenschappers of anderen die zich sterk bij het conflict betrokken voelen. Bijna zonder uitzondering verzoeken of eisen zij dat wij partij kiezen, dat we ons uitspreken voor een van de strijdende partijen. Maar hoewel sommige reacties echt hartverscheurend zijn, zullen wij dit niet doen.’

Nee? Is het niet mogelijk om aan te geven waar de universiteit precies staat in dit conflict?

‘Nee, dat zullen wij echt niet doen, want dat staat haaks op waarvoor wij als instituut op aarde zijn. Wij geven academisch onderwijs en doen onderzoek. Wij kunnen colleges verzorgen over dit onderwerp, de achtergronden en oorzaken van dit conflict onderzoeken en het huidige conflict zelf duiden, maar daar houdt het op. Wij hebben geen politieke signatuur of voorkeur, en gaan dus niet bij elk conflict partij kiezen. Het staat onze medewerkers en studenten natuurlijk vrij om hun mening te geven over dit onderwerp, zolang men niet haat zaait of discrimineert, maar de universiteit als instituut doet dat niet.

Her en der wordt ook de vergelijking met de oorlog in Oekraïne gemaakt. Toen heeft de universiteit de Russische inval scherp veroordeeld. Waarom gebeurde dat toen wel?

Het grote verschil met het eerstgenoemde conflict is dat bijna onze hele academische gemeenschap zich toen eensgezind achter Oekraïne plaatste. Het conflict tussen Israël en Hamas zorgt intern juist voor ontzettend veel verdeeldheid. Sommigen vinden dat Israël vecht om te overleven, anderen spreken juist van een genocide onder de Palestijnse bevolking. Dat zijn twee hele heftige, nagenoeg onverzoenlijke standpunten. Je uitspreken over deze kwestie zou alleen maar voor méér polarisatie zorgen.’

De universiteit neemt dus geen stelling met betrekking tot deze oorlog. Maar hoe zit dat met u zelf?

'Als persoon verafschuw ik het feit dat al die burgers zijn aangevallen en gedood tijdens de aanval van Hamas op Israël. En ik verafschuw het feit dat er vele, vele burgerslachtoffers zijn gevallen als gevolg van de aanval op Gaza. Daar kan ik niet duidelijk genoeg over zijn, en dit geldt natuurlijk ook voor mijn collega-bestuurders. Al deze burgerdoden zijn slachtoffer geworden van een verschrikkelijk conflict wat een groot deel van de hele wereld in haar greep houdt. Dit zie je bijvoorbeeld in de media, waar de oorlog in Oekraïne, maar ook conflicten in landen als Mali en Sudan bijna volledig naar de achtergrond zijn verdwenen.’

‘De menselijke tragedie, al dat persoonlijke verlies raakt mij diep. Ik denk, en hoop, dat we het over in ieder geval één ding allemaal eens kunnen zijn: de duizenden slachtoffers die deze oorlog tot dusver geëist heeft, is iets om verschrikkelijk verdrietig van te worden. Het voelt alsof de wereld in brand staat, naast alle andere problemen die we in deze tijd al ervaren.’

Met name de pro-Palestijnse demonstratie in het Haagse Wijnhavengebouw op 9 november heeft binnen de eigen gemeenschap de gemoederen hoog doen oplopen. Hoe kijkt u nu, ruim een week later, op deze gebeurtenis terug?

Ik vrees dat niemand op de universiteit beter is geworden van deze episode, want het heeft vooral voor meer angst en boosheid gezorgd binnen onze gemeenschap. Deelnemers aan de demonstratie voelen dat zij onheus zijn bejegend door de universiteit. En een deel van de getuigen van de demonstratie is op haar beurt ontzettend bang en begrijpt niet waarom het protest doorgang kon vinden. Het heeft de verdeling alleen maar vergroot, en het is treurig om dat te moeten onderkennen.’

Wat is er volgens u precies misgegaan?

‘In de eerste plaats hadden de mensen achter de demonstratie hun actie vooraf moeten aanmelden. Dat staat duidelijk in onze reglementen. Misschien denk je: wat pietluttig, die regels, maar dat zijn ze zeker niet. Die regels zijn er juist om ervoor te zorgen dat wij ons allemaal veilig en vrij binnen onze gemeenschap kunnen bewegen en de situatie beheersbaar blijft. De universiteit heeft namelijk ook de ruimte nodig om eventuele voorbereidingen te treffen, zodat een demonstratie veilig kan verlopen. Het College van Bestuur heeft de demonstratie om die reden nog diezelfde avond veroordeeld, iets waar we nog steeds achter staan.’

De demonstranten vinden dat hun protest zelf goed en rustig is verlopen. En ik geloof dat zij dit oprecht zo voelen, maar dit is door een deel van de aanwezigen dus heel anders ervaren. En dat kunnen wij niet negeren. Ik vraag me regelmatig af hoe het zou zijn gelopen als de demonstratie wel van tevoren zou zijn aangekondigd. Dan hadden we het protest wellicht in betere banen kunnen leiden. Vorige week maandag is een andere bijeenkomst, een zogenoemde teach-in, georganiseerd, en die was wel van tevoren aangemeld. Die is goed verlopen, wat aantoont dat dit gewoon mogelijk is.’

Door sommige demonstranten en in enkele media werd achteraf ook kritiek geuit op de rol van de beveiliging.

‘Ja, daar hebben wij meldingen van ontvangen en dat zijn serieuze aantijgingen. Op dit moment wordt geëvalueerd wat er precies is gebeurd. Dit willen wij zeer zorgvuldig doen, daarom spreken we met vertegenwoordigers van alle betrokken groepen. Zoiets kost tijd, en daarom kan ik daar op dit moment verder niets over zeggen. Maar natuurlijk mag onze gemeenschap van ons verwachten dat het optreden van de beveiliging conform de regels moet verlopen.’

Zijn er in de afgelopen periode dingen gebeurd waarbij er wat u betreft echt grenzen werden overschreden?

Helaas kunnen we niet ontkennen dat er enkele incidenten zijn geweest waar echt een grens overschreden werd. Tijdens de demonstratie van 9 november zijn bijvoorbeeld leuzen gescandeerd die door andere aanwezigen als discriminerend zijn ervaren. En dan zijn er natuurlijk de pamfletten die vorige maand bij de Haagse campus zijn opgedoken. Daarin wordt steun betuigd aan de aanval van Hamas op Israël. Daarmee keur je de moord op onschuldige burgers goed. Zoiets is echt verwerpelijk. Het leidt ook binnen de maatschappij tot behoorlijk wat commotie, en er zijn inmiddels Kamervragen over gesteld.’

‘Deze zaken zijn onacceptabel, dat staat voorop. Tegelijkertijd raakt het me ontzettend dat ook wij te maken hebben met zulke heftige gevoelens en uitspraken. Het College van Bestuur snapt dat het soms moeilijk is om je in te houden, en dat emoties hoog op kunnen lopen. Daar hebben we begrip voor. Maar toch willen we iedereen vragen om elkaar en elkaars mening te blijven respecteren. Dat is echt het fundament waarop onze universiteit is gebouwd. Als we dat uit het oog verliezen, dan belanden we als gemeenschap echt in een onmogelijke situatie. ’

De universiteit krijgt her en der het verwijt dat ze niets of te weinig tegen zo’n incident als met de flyers doet.

‘Deze mening deel ik niet. In de eerste plaats zijn de meeste berichten op sociale media over dit onderwerp onjuist. Daar wordt onder andere gesuggereerd dat wij het verspreiden van de flyers gewoon hebben toegestaan, terwijl het uitdelen van pamfletten op de universiteit helemaal niet mag. Onze beveiligers letten er scherp op dat dit niet gebeurt. Iemand die dit toch probeert, wordt direct gesommeerd om daarmee te stoppen.’

‘Het College van Bestuur heeft daarnaast in verschillende berichten aan medewerkers en studenten laten weten dat oproepen tot haat, geweld en onverdraagzaamheid door de universiteit in geen enkel geval getolereerd worden. We hebben als gevolg van de toegenomen spanningen de beveiliging op onze locaties de afgelopen tijd verscherpt. We nemen deze kwestie dus heel serieus, hoewel wij zouden willen dat dit allemaal niet nodig is.’

‘Tegelijkertijd moeten we realistisch zijn: je kunt niet garanderen dat je zulke incidenten kan voorkomen. We hebben ruim 33 duizend studenten en duizenden medewerkers. Die kan je niet allemaal controleren en dat willen wij ook niet. En over wat er buiten de deuren van onze gebouwen gebeurt, hebben we nu eenmaal geen zeggenschap. Dat is de openbare ruimte.’

Leiden noemt zichzelf een ‘lerende universiteit’; wat heeft u van de afgelopen periode opgestoken?

'Het College van Bestuur volgt de recente ontwikkelingen binnen onze gemeenschap op de voet. Want inderdaad, we willen iets leren van deze ervaringen. We hebben veel met mensen uit onze gemeenschap gesproken en vooral geluisterd. Naar aanleiding daarvan hebben we besloten om sommige zaken iets anders in te richten, en om onze kennis en kunde meer voor het voetlicht brengen.’

‘Zoals bekend staan wij voor een open debat, waar iedereen op een respectvolle wijze met elkaar in gesprek moet kunnen gaan. Maar wij merken in deze moeilijke periode dat groepen mensen soms ook alleen met gelijkgestemden in gesprek willen kunnen gaan. Hier willen we ook ruimte voor creëren. Om deze reden hebben we besloten om de regels omtrent evenementen en bijeenkomsten aan te vullen.’

Wat houdt dat concreet in?

‘We willen meer ruimte voor onze gemeenschap creëren om samen te komen. Voortaan kan evenement voor gelijkgestemden, zoals een teach-in, door een groep medewerkers en/of studenten zelf worden aangevraagd. De organisatoren zijn verantwoordelijk voor een goed verloop en zorgen ervoor dat men elkaar met respect behandelt. Merken wij dat men zich niet aan deze regels houdt, dan grijpen we in. Dat zijn heldere, duidelijke spelregels. We hopen dat studenten en medewerkers zich - door deze combinatie van soepel én duidelijk- veiliger voelen om samen te komen en openlijk over hun meningen en gevoelens te praten.’

‘Daarnaast heeft onze rector magnificus Hester Bijl onlangs een speciale taskforce in het leven geroepen. Deze groep mensen, die onder leiding staat van Mirjam de Baar, gaat kennisdeling (wetenschappelijk literatuur, lezingen en dialogen) over het conflict stimuleren en coördineren, zodat mensen binnen en buiten de universiteit zich verder kunnen verdiepen in de materie. Daarnaast wil de groep docenten die het conflict in hun colleges willen bespreken de helpende hand reiken. Ook wil zij steun bieden aan medewerkers en studenten van Israëlische en Palestijnse afkomst en aan mensen die familie in de getroffen gebieden hebben wonen. Al deze kennis en informatie verschijnt binnenkort op een speciale webpagina.’

‘Dit zijn volgens mij goede voorbeelden van hoe onze universiteit een bijdrage kan leveren rond een crisis zoals deze: we zetten onze experts en onze kennis in om te informeren en te duiden. Op deze manier kunnen we mensen en de maatschappij wellicht meer inzicht in het conflict geven. Zo bieden we de mogelijkheid om de kwestie ook eens van een andere kant te bekijken, om de nuance te zoeken.’

En als we dan op een positieve manier proberen af te sluiten: wat zou voor u een goede afloop zijn?

‘Het korte antwoord is om zo snel mogelijk een einde aan deze oorlog te maken. Maar zo eenvoudig is het helaas niet, vrees ik. We hebben hier te maken met een langslepend en buitengewoon complex conflict. En ik merk dat er vaak maar weinig bekend is over de achtergrond en oorzaken van wat er nu gebeurt. En juist dáár zie ik een kans voor onze brede universiteit: wij hebben de experts in huis die kunnen vertellen over de politieke, militaire, etnische en religieuze aspecten van het conflict.’

‘Het zijn heftige tijden, maar laten we alsjeblieft de hoop niet varen. Laten we elkaar niet uit het oog verliezen, maar naar elkaar blijven luisteren en gemeenschappelijke gronden zoeken en vinden. Laten we proberen nader tot elkaar te komen en de rust te bewaren. Dit wens ik onze academische gemeenschap vurig toe. Als College van Bestuur, samen met de decanen, zullen we er alles aan doen om te zorgen voor een veilige, open en inclusieve gemeenschap.’

Beeld: Eelkje Colmjon

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.