
Grensoverschrijdend gedrag hoogleraar archeologie aannemelijk, rechtbank wijst ontslag toch af
Het is voldoende aannemelijk dat een hoogleraar archeologie zich tijdens haar dienstverband aan de Universiteit Leiden heeft schuldig gemaakt aan langdurig grensoverschrijdend en onacceptabel gedrag, ‘dat ook in die tijd als onaanvaardbaar kan worden bestempeld’.
Dit concludeert de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam in haar beschikking van 11 augustus 2025. Dit is de uitspraak op het verzoek van de universiteit om de arbeidsovereenkomst met deze hoogleraar te ontbinden. De hoogleraar was ook vijf jaar decaan van de Faculteit der Archeologie.
Tegelijkertijd wijst de kantonrechter dit verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af en stelt zij dat de universiteit beter eerst een helingsproces met de hoogleraar kan doorlopen.
Uitgebreid en zorgvuldig onderzoek
De kantonrechter gaat in haar beschikking uit van de juistheid van de bevindingen van de tijdelijke, onafhankelijke onderzoekscommissie die de universiteit instelde na een groot aantal meldingen over dit gedrag. Ze noemt de weergave van deze bevindingen in het adviesrapport ‘transparant’ en spreekt van ‘een uitgebreid en zorgvuldig onderzoek’.
De kantonrechter is stellig over het grensoverschrijdende gedrag: ‘De verklaringen van de melders zijn overtuigend, consistent en duidelijk. De hoogleraar kan met name worden verweten dat zij onvoldoende oog heeft gehad voor wat haar gedrag met andere mensen deed.’
Daarnaast stelt de kantonrechter vast dat twee in het adviesrapport van de commissie genoemde ‘ernstige’ schendingen van wetenschappelijke integriteit hebben plaatsgevonden. Het gaat om het extraheren van tanden uit menselijke resten zonder toestemming in 2009 en het werken zonder voorafgaande schriftelijke vergunning in Grenada in 2015.
Afwijzing van ontbindingsverzoek
De kantonrechter gaat echter niet mee in het verzoek van de universiteit de arbeidsovereenkomst met de hoogleraar op dit moment te ontbinden. Zij vindt dat de universiteit nu eerst de mogelijkheid van ‘heling’ – bijvoorbeeld in de vorm van mediation – dient te onderzoeken, zoals ook de onafhankelijke onderzoekscommissie adviseerde.
‘Eerst dienen partijen met elkaar en de faculteit in gesprek te gaan over gewenst en ongewenst gedrag en de wijze waarop de voor iedereen – voor de melders niet in de laatste plaats – verdrietige kwestie op een zinvolle wijze kan worden opgelost’, stelt zij in de beschikking.
Een extra argument hierbij is, zo oordeelt de kantonrechter, dat de pensioengerechtigde leeftijd van de hoogleraar nadert, en dat ontbinding van het dienstverband voor haar verstrekkende gevolgen heeft en voor de universiteit financieel kostbaar is. Zij acht het mede in dat licht redelijk het dienstverband te laten voortduren tot het pensioen van de hoogleraar. In die tijd kan getracht worden het geadviseerde helingsproces vorm te geven. De kantonrechter oordeelt dat de hoogleraar de mogelijkheid moet krijgen om ‘zich alsnog te bezinnen op haar gedrag en de wijze waarop dat – in elk geval door de melders – is ervaren’. Ook de universiteit past volgens de kantonrechter de nodige reflectie.
Verwijten aan universiteit
De kantonrechter stelt dat de universiteit een verwijt kan worden gemaakt, namelijk dat geen controle of toezicht is geweest op het werk van de hoogleraar tijdens veldwerk en dat zij tijdens haar dienstverband niet is aangesproken op haar gedrag of handelwijze.
De universiteit heeft daarnaast naar het oordeel van de kantonrechter te snel besloten te streven naar ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De hoogleraar had volgens de kantonrechter meer tijd moeten krijgen om na te denken over de verwijten en de mogelijkheid moeten krijgen haar gedrag aan te passen.
Geen toegang tot gebouwen
De kantonrechter wijst het tegenverzoek van de hoogleraar af om weer toegang te krijgen tot openbare gebouwen terreinen van de universiteit, nu ‘voldoende aannemelijk’ is geworden dat zij tijdens haar dienstverband langdurig ongewenst gedrag heeft vertoond. ‘Eerst dienen gesprekken plaats te vinden in het kader van het geadviseerde helingsproces (…), en kan vervolgens worden beoordeeld welke verdere maatregelen passend zijn’. De kantonrechter wijst ook de andere (tegen)verzoeken van de hoogleraar af, zoals de gevraagde rectificatie op de website, het horen van getuigen en vergoeding van kosten van rechtsbijstand van de hoogleraar.
Reactie College van Bestuur
Het College van Bestuur stelt in een eerste reactie positief te zijn over het feit dat de hoofdzaak, namelijk het ernstige, ongewenste en verwijtbare gedrag van de hoogleraar volgens de kantonrechter voldoende aannemelijk is, en twee ernstige schendingen van Wetenschappelijke Integriteit vaststaan. ‘Deze uitspraak is daarmee vooral ook een erkenning van het jarenlange leed dat de melders is aangedaan, die zo moedig naar voren zijn gestapt.’
‘Dit grensoverschrijdend en onacceptabele gedrag vormde de grondslag voor ons ontbindingsverzoek. Wij hebben daarbij destijds overwogen: als dit gedrag niet leidt tot ontslag, welk gedrag dan wel? De kantonrechter vindt in haar beschikking dat we eerst een poging tot heling hadden moeten ondernemen en wijst ons op ‘reflectie’ op onze eigen rol. We begrijpen dat: we zijn een lerende organisatie en willen als bestuur ook kritisch naar onszelf kijken en uit deze casus lessen trekken. We nemen ons ook ter harte wat de rechter zegt over het helingsproces en we zullen hiermee aan de slag gaan.’