Leids ‘superantibioticum’ houdt met lage dosis gevaarlijke darmbacterie in bedwang
Het in Leiden ontwikkelde antibioticum EVG7 slaagt erin om met een minimale dosis de gevaarlijke darmbacterie C. difficile te bestrijden. Bovendien komt de bacterie minder gemakkelijk terug, wat bij bestaande antibiotica een probleem is. Het onderzoek verscheen in Nature Communications.
C. difficile is een hardnekkige darmbacterie. Vooral ouderen en mensen met een zwakke gezondheid kunnen er ernstig ziek van worden. De bacterie scheidt een gifstof uit die leidt tot zware diarree. Bestaande behandelingen zijn niet altijd effectief, omdat de bacterie gemakkelijk terugkeert.
Het antibioticum EVG7, dat recent werd ontwikkeld in de onderzoeksgroep van professor Nathaniel Martin aan het Instituut Biologie Leiden (IBL), kan daar verandering in brengen. EVG7 is een krachtigere en efficiëntere versie van het veelgebruikte antibioticum vancomycine.
‘Bij bestaande antibiotica keert C. difficile soms binnen een paar weken na de behandeling terug’, zegt onderzoeker en hoofdauteur Elma Mons. Dat komt onder meer doordat de bacterie sporen achterlaat, die zich tot nieuwe bacteriën kunnen ontwikkelen. De patiënt wordt dan opnieuw ziek.
Veel lagere dosis en toch efficiënter
Het team van Mons onderzocht wat het effect van EVG7 zou zijn op C. difficile. Omdat dit antibioticum vele malen krachtiger is dan het gebruikelijke middel vancomycine, dienden ze in een studie bij muizen een veel kleinere dosis toe. En wat bleek? De C. difficile-bacteriën keerden in veel mindere mate terug. Een lagere dosis vancomycine had niet hetzelfde effect, en een hogere dosis EVG7 evenmin. Een lage dosis EVG7 bleek dus de gouden combinatie.
Om te begrijpen hoe dat kwam, onderzochten de wetenschappers het microbioom van de behandelde muizen. In het microbioom kunnen ze alle bacteriën zien die in de muizendarmen voorkomen. Daaruit bleek dat de muizen na een lage dosis EVG7 veel meer goede bacteriën (Lachnospiraceae) overhielden. Mons: ‘Die werken juist beschermend tegen C. difficile.’
Met andere woorden: waar bestaande behandelingen ook veel bacteriën doden die van belang zijn voor een goede gezondheid, gebeurde dat bij een lage dosis EVG7 veel minder. Die goede bacteriën voorkomen dat de diarree na een behandeling snel terugkomt. Ze zorgen ervoor dat de achtergebleven sporen niet kunnen uitgroeien tot ziekmakende C. difficile-bacteriën. ‘Die aanpak past in een trend waarbij artsen het microbioom zoveel mogelijk willen sparen’, zegt Mons.
Minder risico op resistentie
In theorie zou het toedienen van een lagere dosis antibiotica kunnen leiden tot resistentie. ‘Dat gebeurt als je de bacteriën niet helemaal doodt, maar vooral irriteert’, zegt Mons. ‘Dan kunnen ze later krachtiger terugkomen.’ Dat is bij EVG7 niet het geval. Zelfs de lagere dosis is ruim voldoende om de C. difficile-bacteriën te doden. Bovendien is EVG7 een middel dat niet snel leidt tot resistentie.
Mons hoopt dat er de komende jaren voldoende financiële middelen beschikbaar zijn voor de volgende fase van de ontwikkeling. Na de verplichte toxiciteitsstudies zou het middel binnen enkele jaren op mensen kunnen worden getest. ‘Maar dan moet je wel investeerders vinden’, zegt de onderzoekster. ‘Voor antibiotica is dat niet zo makkelijk. Het levert farmaceutische bedrijven veel minder op dan bijvoorbeeld kankermedicijnen, waardoor de interesse beperkt is.’
Toch hopen de onderzoekers dat EVG7 uiteindelijk bovenaan het lijstje komt te staan van middelen die worden ingezet tegen C. difficile. ‘Want als een patiënt een terugval doormaakt, met mogelijk een nieuwe ziekenhuisopname, is dat ook duur’, zegt Mons.
De paper ‘Experimental glycopeptide antibiotic EVG7 prevents recurrent Clostridioides difficile infection by sparing members of the Lachnospiraceae family’ verscheen op 10 oktober 2025 in Nature Communications. Het onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met de onderzoeksgroepen van Wiep Klaas Smits (Leids Universitair Medisch Centrum) en Casey Theriot (North Carolina State University).