Universiteit Leiden

nl en

In de bieb maken schrijver Judith Visser en Leidse studenten autisme invoelbaar en bespreekbaar

Voor schrijver Judith Visser is het bijna de gewoonste zaak van de wereld, voor de Leidse bachelorstudenten Psychologie een nieuwe ervaring; vertellen over autisme aan een groep belangstellenden in de bibliotheek BplusC in Leiden.

Na de lezing van de schrijver en de duiding van de studenten mogen de bezoekers van BplusC in Leiden vragen stellen. Uit die vragen blijkt al snel dat ze bekend zijn met het onderwerp. Is het niet uit eigen ervaring, dan toch via iemand met een autismespectrumstoornis in hun omgeving. De vragenronde maakt duidelijk dat er behoefte is om meer te leren over autisme.

Kennisdelen

Daarom heeft de afdeling Klinische psychologie gekozen voor de openbare bibliotheek om hun kennis te delen met de samenleving. Die kennis verwerven de psychologiestudenten van Marc Molendijk in de bachelorcursus klinische psychologie. Ze kiezen allemaal een boek en verbinden dat met de wetenschappelijke literatuur in een essay. De boeken van schrijver Judith Visser behoren tot hun favorieten. Molendijk: ‘Niet zo gek ook, omdat zij in Zondagskind en Zondagsleven op een begrijpelijke manier schrijft over leven met een autismespectrumstoornis. We hebben drie studenten uitgekozen om over hun essays te vertellen.'

Het startschot van de avond is voor de schrijver Visser. Maar niet nadat haar hond eens aan de knie van wetenschapper Molendijk heeft gesnuffeld en de omgeving veilig heeft bevonden. Net als in haar boeken neemt Visser de aanwezigen mee in haar leven met een autismespectrumstoornis. Ze vertelt dat bij haar pas het kwartje viel tijdens haar rijlessen, waarin allerlei prikkels tegelijk op haar afkwamen en zij er niet in slaagde om die te filteren. 

Camoufleren en diagnosticeren

Student Susanne Goddijn schetst het wetenschappelijke beeld dat meisjes minder vaak dan jongens de juiste diagnose krijgen en vaak ook later, pas na hun kindertijd. Een van de mogelijke verklaringen, legt zij uit, is dat meisjes hun autismespectrumstoornis (ASS) waarschijnlijk beter weten te camoufleren, maar wel met uitputting tot gevolg. Dat illustreert ze met dit citaat:

“Wanneer ik aan het eind van de werkdag het Beursgebouw verliet, zoemde mijn hoofd als de Bijenkorf aan de overkant en hoorde ik de echo’s van elke groet, van elk telefoontje, van elke binnenkomende fax. Maar ik had het volgehouden. Zonder me te verschuilen. De eerste avonden viel ik op weg naar huis in de metro in slaap en schrok ik wakker in Rhoon of Poortugaal, zodat ik moest overstappen en terugreizen naar station Slinge. De oplossing was simpel: voortaan bleef ik tijdens de reis staan.”  (Zondagskind, p. 411)

Een andere mogelijke verklaring is dat ASS zich anders uit bij vrouwen. Goddijn bepleit meer onderzoek naar deze onderdiagnose en latere diagnose bij meisjes en vrouwen. Een vroegere diagnose had de hoofdpersoon van Zondagskind kunnen helpen, toont ze aan met dit citaat:

“Ik ging me erin verdiepen en ontdekte boeken vol antwoorden op raadsels uit mijn jeugd. Ik was niet anders, mijn hérsenen waren anders” (Zondagskind, p. 11)

Puzzelen met theorieën

Juliette Groenendijk verdiepte zich in verklarende theorieën. Door een beperkte of vertraagd ontwikkelde Theory of Mind zouden mensen met ASS minder goed in staat zijn om zich in te leven in andere mensen. Maar mensen met autisme hebben wel inlevingsvermogen, leren we van de hoofdpersoon Jasmijn in Zondagsleven.

“Ik kon mij dus wel degelijk verplaatsen in een ander. (…) Op het moment van een daadwerkelijke interactie was het lastiger, omdat mijn hoofd op die momenten te druk bezig was met nadenken en terugpraten en luisteren en oogcontact maken en niet kapot gaan van de bijgeluiden.” (Zondagsleven, p. 357).

Volgens de Intense World Theory is het brein bij autistische mensen hyperactief en komen prikkels harder binnen. Ogenschijnlijk tonen zij zich ongevoelig en komen tekort in sociale communicatie door vermijdings- en terugtrekgedrag. Daarvoor kiest Groenendijk dit citaat:

“Rinkelende telefoons, felle lampen, rumoerige collega’s én haar hond mag niet mee.” (Zondagsleven)

Omdat hieruit uitputting blijkt door overprikkeling, vindt Ze deze Intense World Theory beter passen bij Jasmijn. Groenendijk beveelt ondersteuning bij prikkelverwerking aan door bijvoorbeeld een zonnebril of een koptelefoon op te zetten, maar ook medicatie​ te gebruiken en (hulp)honden! Daarvan is Visser het levende voorbeeld met haar wolfhond Marshall. 

Autisme invoelbaar en bespreekbaar maken met 'autofictie'

Jip Weve buigt zich over de impact van de boeken van Visser op de drie psychologiestudenten. Daarvoor kiest hij fragmenten uit Zondagsleven om het verschil in impact te laten zien. De ene student krijgt meer inzicht met deze uitleg:

“Ik krijg geen lucht als ik ergens ben met zoveel mensen bij elkaar, die ook nog eens allemaal door elkaar heen praten.” (Zondagsleven, p. 334)

Een andere student voelde zich na het lezen van Vissers boek empowered door het statement:

“Normaal zijn was niet langer iets om naar te streven. Er was iets beters voor in de plaats gekomen. Mijzelf zijn.” (Zondagsleven, p. 456)

Daarnaast biedt Zondagsleven volgens Weve aanknopingspunten voor herkenning en erkenning van mensen met ASS. De schrijver Visser bereikt dat volgens de student Weve in Zondagsleven met ‘autofictie’, een mengvorm van storytelling met persoonlijke ervaring. Die techniek, besluit Weve zijn betoog, geeft Visser de kans om stigma’s te bestrijden, haar leven met ASS invoelbaar te maken en lastige informatie acceptabel te maken.

Banner: vlnr. Judith Visser met haar wolfhond Marshall, Jip Weve, docent Marc Molendijk, Juliette Goenendijk, Susanne Goddijn.

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.