Universiteit Leiden herziet samenwerking fossiele industrie
Universiteit Leiden wil niet meer samenwerken met partners uit de fossiele industrie die zich niet aantoonbaar inzetten voor het behalen van de doelen uit het Klimaatakkoord van Parijs. Er wordt alleen een uitzondering gemaakt als een samenwerking aantoonbaar bijdraagt aan de energietransitie. Dit voorstel van het college van bestuur is op 12 februari besproken in de Universiteitsraad.
De banden met de fossiele industrie worden stevig herzien, maar niet helemaal verbroken. Zo is samenwerking mogelijk met partners die zich aantoonbaar inzetten voor het Klimaatakkoord van Parijs, dat de opwarming van de aarde wil beperken tot ruim onder twee graden Celsius. Ook kan er worden samengewerkt als een fossiele partner bijvoorbeeld beschikt over data die onmisbaar zijn voor onderzoek naar het gebruik van waterstof, of kennis die op een andere manier bijdraagt aan de energietransitie.
Signaalfunctie
De fracties van de Universiteitsraad reageerden over het algemeen positief op de plannen, al waren er nog wel wat opmerkingen en zorgen. Zo wilde Joost Augusteijn (Leidse Academische Gemeenschap) het college meegeven dat het beoordelen op partnerniveau een belangrijke signaalfunctie heeft. Ook benadrukte hij dat het niet mogelijk moet zijn dat de universiteit met ‘goede bedrijven’ aan ‘slechte projecten’ werkt. Rector Bijl onderschreef die visie: ‘We moeten projecten inderdaad kunnen afkeuren.’
Victor van der Horst (Partij voor Bèta en Medische Studenten) was bezorgd dat bepaald fundamenteel onderzoek niet meer door kan gaan, omdat van tevoren niet altijd duidelijk is of dit bijdraagt aan de doelstellingen van het Klimaatakkoord. Bijl begreep zijn zorgen en legde uit dat doorgang van zo’n soort project uiteindelijk zal afhangen van de beslissing van mensen. Maar ze kon zich ook voorstellen dat bepaald fundamenteel onderzoek niet meer door kan gaan. ‘Dit beleid zal hoe dan ook gevolgen hebben voor het onderzoekspalet van de universiteit.’