Ondergelopen polder helpt bij het bestrijden van muggen-overdraagbare ziekten
Anderhalve hectare polder, een grote hoeveelheid water en een groep nieuwsgierige onderzoekers onder leiding van ecoloog Maarten Schrama. Dit zijn de benodigdheden voor het beantwoorden van de vraag: hoe beïnvloeden waterbergingen de natuur, de dieren en onze gezondheid?
Door klimaatverandering krijgen we te maken met langere periodes van hogere temperaturen en droogte, gevolgd door heftige regenval. Piekbergingen – gebieden die tijdelijk onder water kunnen worden gezet – zijn een oplossing om wateroverlast in steden te voorkomen. Maar worden dit geen broedplaatsen voor ziekteverspreiders zoals muggen en trekvogels? En wat betekent dat voor de verspreiding van virussen?
Om daarachter te komen zetten onderzoekers van verschillende universiteiten, onderzoeksinstituten, overheden en natuurorganisaties afgelopen augustus meer dan een hectare van de Eendragtspolder in Zevenhuizen tijdelijk onder water. Een moment waarop alle betrokkenen drie jaar hebben gewacht, vertelt Schrama vlak voor de inundatie – een mooi woord voor onderwaterzetting. ‘Het is ontzettend belangrijk om met al deze partijen samen te werken en te kijken naar de gevolgen van de waterkwaliteit tot aan de beleving van de omwonenden. Het is heel moeilijk om erachter te komen wat de maatschappelijke impact van extreem weer is. Dat kan alleen met een bonte coalitie van ecologen, virologen en meteorologen.’
Levend laboratorium
De Eendragtspolder is ontworpen als waterbuffer om Rotterdam te beschermen bij extreme regenval. Het gebied kan vier miljoen kubieke meter water opvangen. Voor het veldonderzoek konden de onderzoekers dus een deel gebruiken als levend laboratorium. ‘We meten de temperatuur, het weer, het gedrag van vogels, het aantal muggen. Alles wordt vastgelegd’, legde onderzoeker Reina Sikkema van Erasmus MC uit, voordat zij samen met Schrama de waterpomp aanzette. ‘We weten dat er door klimaatverandering steeds meer virussen voorkomen, maar we weten niet welk effect zo’n waterberging heeft in relatie tot die virussen. Dat we dit hier kunnen onderzoeken is heel bijzonder.’
Zodra het water de polder inliep, veranderde de omgeving. Tussen het gras bleken ineens veel meer dieren en insecten te zitten dan je op het eerste gezicht zag. Opvallend veel salamanders, mollen en muizen zochten snel naar een droger plekje, soms geholpen door een van de onderzoekers. Anderhalve week later zijn er naast muggen en andere insecten ook veel vogels op de natte polder afgekomen. ‘We merken dat het een plek is waar veel actie op afkomt. We zien kraaien, duiven, steltlopers en nog veel meer soorten’, aldus Schrama. ‘We hebben zelfs een purperkoet gezien.’
De komst van de vogels is goed nieuws voor het onderzoek: muggen kunnen niet ver vliegen, maar zij wel. Maar welke soorten virussen met zich meedragen en hoever zij daarmee vliegen is nog de vraag. De vogels die op de natte polder afkwamen, kunnen helpen die vragen te beantwoorden. Daarnaast worden ook de kleinere dieren zoals salamanders bestudeerd. Zij dragen geen ziektes bij zich, maar eten wel muggen en kunnen zo een rol spelen in het terugdringen van verspreiding van virussen.
Na het experiment
Het onderzoek in het ondergelopen stuk polder nam ruim twee weken in beslag. In die tijd woonden de onderzoekers in een vakantiehuisje in de buurt. Ze waren van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat bezig met het veldwerk. In waadpakken of op blote voeten. De hoeveelheid data die zij hebben verzameld is daarom enorm. De analyse zal zeker nog maanden duren, maar het experiment is zeker geslaagd
‘De kennis die we hierdoor opdoen, geeft ons de kans om preventief te kunnen handelen en waterbergingsgebieden goed te kunnen ontwerpen. Bijvoorbeeld door beplanting te kiezen die bepaalde diersoorten weert, of gebieden minder aantrekkelijk te maken voor muggen. Zo kunnen we beter voorbereid zijn op een toekomst waarin klimaatverandering en onze reactie daarop onze leefomgeving blijft veranderen’, besluit Sikkema.
Dit experiment is een van de Frontrunnerprojecten van het Pandemic and Disaster Preparedness Center (PDPC). Het PDPC is een samenwerkingsverband tussen Erasmus Universiteit Rotterdam, Erasmus MC en TU Delft en is een van de vijf programma’s van Convergence om de samenleving voorbereiden op toekomstige rampen en pandemieën.
Andere partners in dit project zijn: KNMI, Naturalis, GGD Hollands Midden, GGD Rotterdam-Rijnmond, Staatsbosbeheer, Natuur- en Vogelwacht Rotta, Recreatieschap Rottemeren, Universiteit Leiden, Sovon, Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW), Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK), Blanes Centre for Advanced Studies (CEAB), Gemeente Rotterdam, Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN) en Gemeente Zuidplas.
Gezondheidsbedreigingen
De focus van het Erasmus MC op vroege diagnostiek, bevolkingsonderzoek en populatiestudies zorgt ervoor dat we snel kunnen reageren op gezondheidsbedreigingen door klimaatverandering, globalisering en leefstijl. We onderzoeken effectieve maatregelen om gezondheidseffecten te voorkomen en te beperken. Zoals beschreven in Koers28, de strategie van het Erasmus MC.