Kindermishandeling van generatie op generatie: welke rol speelt het brein?
‘We hebben geen mechanismen in de hersenen gevonden voor overdracht van kindermishandeling tussen de generaties. Wel vonden we dat de effecten van ervaren verwaarlozing en ervaren mishandeling op het brein verschillend waren’, concludeert Lisa van den Berg (Klinische psychologie). Promotie op 30 juni.
‘Fysieke en emotionele verwaarlozing komt helaas heel veel voor’, constateert Lisa van den Berg. ‘Toch wordt er in de praktijk minder aandacht aan verwaarlozing besteed dan aan mishandeling, omdat het moeilijker is op te sporen. Bij verwaarlozing ontvang je niet de liefde, zorg of sensitiviteit die je wel had moeten krijgen, en dat is lastig te meten. Desondanks is het belangrijk om naar de verschillende subtypen van kindermishandeling te kijken, omdat ze verschillende gevolgen kunnen hebben. Dit kan van invloed zijn op de klinische behandeling die nodig is, en ook op de overdracht van kindermishandeling naar de volgende generatie.’
Deelnemers voor onderzoek
Het promotieonderzoek ‘The Impact of Trauma’ is een breed opgezette studie naar de gevolgen van een trauma, met de focus op de rol van het brein in de overdracht van kindermishandeling tussen de generaties. De grootste uitdaging was om deelnemers te werven om te praten over kwetsbare thema’s als ouderschap en mishandeling. Volwassenen met een verhoogd risico op kindermishandeling werden uitgenodigd om mee te doen.
Van den Berg: ‘We vroegen niet alleen of deelnemers zelf mee wilden doen aan het onderzoek, maar ook of we hun familie en partner mochten uitnodigen. Naast de ouders en kinderen van de deelnemers en hun partners, vroegen we in de horizontale lijn ook de volwassen broers en zussen en hún kinderen deel te nemen.’ Ondanks deze lastige opzet waren gelukkig veel gezinnen daartoe bereid, wat uiteindelijk leidde tot 395 participanten uit 63 families, van 7 tot 88 jaar in de drie generaties 3G familiestudie.
In de scanner
De deelnemers kwamen één of twee hele dagen in het weekeinde naar het lab in verschillende samenstellingen; met eigen kind en partner en ook met de andere generaties voor interactietaken en computertaken, en voor een onderzoek in de fmri-scanner. In de LUMC-scanner is eerst het brein in rust gemeten en vervolgens tijdens verschillende taken. Om de impact van meegemaakte kindermishandeling en mishandelend gedrag op de hersenen te meten stelde Van den Berg vragen over kindermishandeling aan zowel ouders als aan hun kinderen.
In de scanner bekeek Van den Berg hoe het brein reageert op gezichten met emoties en hoe het brein reageert wanneer je wordt buitengesloten in een digitaal balspel. De vraag was of reacties in het brein op deze taken een rol spelen in de overdracht van mishandeling en verwaarlozing van de ene generatie op de volgende. Het maakte uit of de andere spelers in het balspel onbekenden waren of een familielid, waarbij de gevolgen van buitensluiten verder bleken te reiken dan de context van de familie. De reactie in het brein op emotionele gezichten en op buitengesloten worden bleek geen verklarend mechanisme voor overdracht van kindermishandeling.
Naast twee computertaken heeft Van den Berg ook gekeken naar het volume van de hippocampus, een specifiek deel in het brein van belang voor onder andere het geheugen en de stressreactie. De vraag was of volumeverschillen samenhangen met meegemaakte kindermishandeling en mishandelend gedrag. Van den Berg: ‘We hebben wel effecten gevonden van meegemaakte kindermishandeling op het hippocampaal volume, maar geen verband met het mishandelen van je eigen kinderen.’
PTSS-klachten
Kindermishandeling en verwaarlozing kunnen lijden tot post-traumatische stressklachten. Maar niet alle types kindermishandeling, bijvoorbeeld emotionele mishandeling en verwaarlozing, voldoen aan het A1 trauma criterium van de DSM dat voor een diagnose post-traumatische stress stoornis (PTSS) nodig is. Dit geldt voor meerdere stressvolle levenservaringen. Daarom heeft Van den Berg ook onderzoek gedaan naar de impact van zowel traumatische als andere stressvolle gebeurtenissen op het voorkomen van PTSS-klachten. Ze signaleert daarbij verschillen tussen mannen en vrouwen. ‘Vrouwen ontwikkelen even zware klachten na een ernstige traumatische gebeurtenis, een zogenoemde A1-gebeurtenis, als na een andere zeer stressvolle ‘niet A1’-gebeurtenis. Maar mannen ontwikkelen relatief zelfs meer klachten na 'niet A1'-gebeurtenissen. Die spelen zich vooral af in de relationele sfeer, bijv. als iemand die dichtbij je staat overlijdt.’ Daarom bepleit Van den Berg: ‘Kijk naar de symptomen van mensen, zodat ze geen passende behandeling missen of een financiële vergoeding daarvan door de verzekering. En kijk daarbij ook naar de sekseverschillen.’
What is the role of neuronal emotional reactivity in the intergenerational transmission of abuse? Read more about the 3Generation study: Stress and Emotions in a Family Context