Opvoedkundig middel? Japanse kinderboeken waren meer dan dat
Lang werd gedacht dat de vroege ontwikkeling van Japanse kinderboeken vooral diende als propagandamiddel van de staat: de literatuur zou zijn geschreven om kinderen te vormen tot de perfecte burger. Promovenda Aafke van Ewijk nuanceert dit beeld. ‘Kinderboekenschrijvers wilden hun eigen zegje doen.’ Promotie 1 september.
Japan leidde lang een vrij geïsoleerd bestaan. Op handelsrelaties met Nederland en China na was het land nagenoeg afgesloten van de buitenwereld. Toen Japan zich in het midden van de negentiende eeuw toch volledig openstelde, ontstond er een interne gewapende strijd die resulteerde in de afzetting van het bestaande regime.
‘Na de vestiging van dat nieuwe regering onder keizer Meiji (1868) wilde Japan net als het westen een natiestaat worden’, vertelt Van Ewijk. ‘Daar hoorden vooraleerst praktische zaken bij als een grondwet, dienstplicht en een schoolsysteem, maar aan het eind van de negentiende eeuw kwam de vraag op hoe je een Japanse identiteit en loyale burgers creëerde.’
Kinderboek als opvoeder
Een van de middelen die een rol speelde in de vorming van deze nieuwe burger, was de kinderliteratuur, destijds een nieuw literair genre. ‘Daarvoor bestonden al wel geïllustreerde boeken voor een breed publiek. Sommige van die boekjes waren meer op kinderen gericht, maar pas aan het einde van de negentiende eeuw ontstond de kinderliteratuur als nieuw, modern genre’, aldus van Ewijk.
Vooral jeugdtijdschriften en boekenseries werden snel populair in Japan, met als opvallend detail dat ze vaak bekende personages uit de geschiedenis bewierookten. ‘Dit was een reactie op de canon van nationale helden die binnen het basisonderwijs ontstond’, licht Van Ewijk toe. ‘Japanse pedagogen beargumenteerden dat verhaaltjes over historische iconen kinderen zowel konden leren over de geschiedenis van hun land als goed burgerschap. De helden waren loyaal en hun daden stonden in dienst van de natie, niet het individu.’
Met kinderen werden in dit geval vooral jongens bedoeld: in de geschiedenisboeken vormde zich een canon waarin uiteindelijk slechts plaats was voor één beroemde Japanse historische vrouw, de schrijfster en hofdame Murasaki Shikibu (c. 978-1014). Ook de tijdschriften waren vooral gericht op jongens. ‘In de vroege twintigste eeuw kwamen er ook meisjestijdschriften, maar de basis was inderdaad behoorlijk patriarchaal’, zegt Van Ewijk. ‘In de lesboeken diende soms de moeder van een beroemde held tot voorbeeld, maar ze had dan vaak geen naam. Dat is best The Handmaid’s Tale.’
Eigen mening
Doordat veel kinderboeken zo sterk zijn gericht op de vorming van de ideale burger, werd lang gedacht dat de pionierende Japanse kinderboekenschrijvers aan de leiband van de regering liepen. Volgens Van Ewijk ligt dit echter genuanceerder. Het meest aantrekkelijke aan de kinderliteratuur was juist dat je er ook variante ideeën over burgerschap in kunt presenteren, en elementen behouden die elders uit de cultuur dreigden te verdwijnen. ‘De populaire krijgerslegenden pasten niet binnen het nieuwe plaatje van moderne literatuur voor volwassenen. Herschreven en verpakt als kinderliteratuur voor toekomstige burgers kregen ze een nieuw belang. Door dat excuus kon via de kinderliteratuur een deel van de cultuur worden behouden.’
Ook explicieter lieten kinderboekenschrijvers zien zich niet altijd naar de regering te plooien. Van Ewijk: ‘Auteurs discussieerden onderling over wat goede kinderboeken waren en hoe je het best voor kinderen kon schrijven. Daarbij waren ze niet per se volgzaam: de onder jeugdigen waanzinnig populaire auteur Iwaya Sazanami (1870-1933) schreef in zijn essays dat de regering zich bezighield met een navelstaarderig soort nationalisme. Door een strenge en fantasieloze opvoeding en scholing zouden Japanse jongens te timide zijn om later de volwassen geworden Japanse natiestaat te vertegenwoordigen. In tegenstelling tot het ministerie van Onderwijs maakte Iwaya van zijn favoriete historische helden eigenzinnige en soms zelfs onhandelbare jongens. Hij had dus duidelijk een heel eigen visie op kinderen én zijn land.’