
Neanderthalers runden 125.000 jaar geleden ‘vetfabrieken’
Vet is een zeer waardevol voedingsbestanddeel en vooral belangrijk als andere hulpbronnen schaars zijn. Onze vroegste voorouders in Afrika kraakten al botten open om het vetrijke merg eruit te halen. Maar een nieuwe studie in Science Advances, laat zien dat Neanderthalers nog een stap verder gingen.

Het bewijs is afkomstig van de Neumark-Nord 2-site in Midden-Duitsland en dateert van 125.000 jaar geleden. Het was toen een interglaciale periode waarin de temperaturen vergelijkbaar waren met die van nu. De vindplaats lag in een merenlandschap. Onderzoekers ontdekten hier dat Neanderthalers, onze verre neven en nichten, niet alleen botten braken om er merg uit te halen. Ze verbrijzelden ook grote zoogdierbotten in tienduizenden fragmenten die ze vervolgens in water verhitten om zo calorierijk botvet te maken. Deze ontdekking verandert ons beeld van de voedselstrategieën van Neanderthalers aanzienlijk. Ze laat zien dat Neanderthalers al tienduizenden jaren eerder dan gedacht bezig waren met complex, arbeidsintensief hulpbronnenbeheer.
Het onderzoek werd geleid door archeologen van de Universiteit Leiden en MONREPOS (Leibniz Zentrum Archeologie, Duitsland), in samenwerking met het Staatsbureau voor Erfgoedbeheer en Archeologie Saksen-Anhalt (Duitsland).

Vetfabrieken
De bevindingen wijzen erop dat Neanderthalers werkten aan wat we prehistorische ‘vetfabrieken kunnen noemen. Ze selecteerden zorgvuldig een locatie aan het meer om systematisch botten van ten minste 172 grote zoogdieren, waaronder herten, paarden en oerossen, te verwerken. Deze activiteiten, waarvan eerder werd aangenomen dat ze beperkt waren tot latere menselijke groepen, lijken nu al 125.000 jaar geleden deel uit te maken van het gedrag van de Neanderthalers.
Behoud van het landschap
Deze ontdekking bouwt voort op tientallen jaren onderzoek in de circa dertig hectare grote vindplaats Neumark-Nord, die in de jaren 1980 is ontdekt door archeoloog Dietrich Mania. Van 2004 tot 2009 werd op de site het hele jaar gegraven door een team onder leiding van MONREPOS en Leidse acheologen. Bij de opgravingen bevond zich een veldschool, die meer dan 175 internationale studenten opleidde, waaronder tientallen Leidse deelnemers.
In 2023 publiceerde het team bewijs dat Neanderthalers hop olifanten jaagden en slachtten—- tot dieren van 13 ton die minstens 2500 dagporties voor volwassenen opleverden. Het gebruik van vuur om alandschapsvegetatie te beheren en de diversiteit aan verwerkte soorten op verschillende locaties onthullen een niveau van planning en ecologische betrokkenheid die voorheen werd onderschat bij Neanderthalers.
'Wat Neumark-Nord zo bijzonder maakt, is het behoud van een heel landschap, niet slechts één plek', zegt Emeritus hoogleraar Paleolithicum Archeologie Wil Roebroeks. 'We zien Neanderthalers jagen en slachten in het ene gebied, olifanten intensief bewerken in een ander gebied, en - zoals deze studie laat zien - vet maken van honderden skeletten van zoogdieren op een centrale locatie. Er is zelfs enig bewijs van het gebruik van planten, dat zelden bewaard is gebleven. Door dit brede scala aan gedragingen in hetzelfde landschap krijgen we een veel rijker beeld van hun cultuur.'
Georganiseerd en strategisch
'Dit was intensief, georganiseerd en strategisch', zegt Lutz Kindler, de eerste auteur van de studie. 'Neanderthalers gingen duidelijk nauwkeurig om met hulpbronnen: ze planden jachten, vervoerden kadavers en maakten vet in een taakspecifiek gebied. Ze begrepen zowel de voedingswaarde van vet als hoe ze er efficiënt aan konden komen - hoogstwaarschijnlijk door karkasdelen op plaatsen in het landschap op te slaan voor later transport naar en gebruik op de vetdestructielocatie'.
'De productie van botvet vereist een bepaalde hoeveelheid botten om deze arbeidsintensieve verwerking de moeite waard te maken. Dus hoe meer botten worden verzameld, hoe winstgevender het wordt', voegt co-auteur Sabine Gaudzinski-Windheuser eraan toe.

Overlevingsstrategieën
De ontdekkingen van Neumark-Nord blijven onze kijk op het aanpassingsvermogen en de overlevingsstrategieën van de Neanderthaler veranderen. Ze laten zien dat Neanderthalers vooruit konden plannen, voedsel efficiënt konden verwerken en geavanceerd gebruik konden maken van hun omgeving.
De auteurs benadrukken de enorme hoeveelheid herbivoren die Neanderthalers routinematig moeten hebben ‘geoogst’. Naast de overblijfselen van minimaal 172 grote zoogdieren die alleen al op die kleine locatie in een zeer korte periode werden verwerkt, zijn honderden herbivoren, waaronder olifanten, afgeslacht rond het Neumark-Nord 1-meer.
Andere vondsten in de wijdere omgeving van Neumark-Nord hebben grover bewijs opgeleverd van regelmatige exploitatie van dezelfde reeks prooidieren, op locaties zoals Rabutz, Gröbern en Taubach.
De laatste site bevatte geslepen overblijfselen van 76 neushoorns en 40 olifanten. Roebroeks: 'Ervan uitgaande dat we met deze vindplaatsen slechts kijken naar het topje van de spreekwoordelijke ijsberg van de Neanderthaler kijken, kan de impact op herbivorenpopulaties, tijdens het laatste interglaciaal aanzienlijk zijn geweest. Vooral op zich langzaam voortplantende taxa (diergroepen, bijvoorbeeld bepaalde grote zoogdieren, red.).'
Fulco Scherjon, datamanager en computerwetenschapper: 'De enorme omvang en het buitengewone conservering van het Neumark-Nord-sitecomplex geven ons een unieke kans om te bestuderen hoe Neanderthalers hun omgeving beïnvloedden, zowel het dieren- als het plantenleven. Dat is ongelooflijk zeldzaam voor zo’n oude vindplaats, en het opent spannende nieuwe mogelijkheden voor toekomstig onderzoek.'
Lees het artikel in het tijdschrift Science Advances.